Hope – Below the sea
Iedere dag droom ik van de zon, de tintelende warmte op mijn huid. Na tien jaar in deze koepel te leven kan ik me dat gevoel nog steeds herinneren. De zon doet me denken aan haar, mijn moeder. Ze hield me vast, keek me aan en zei dat dit het beste voor me was, dat ik gelukkig zou zijn. Toen kwamen ze me halen. Ik gilde zo hard ik kon, maar het leek niemand iets te schelen. Tranen rolde over mijn wangen terwijl ze me mee trokken, weg van mijn moeder, op weg naar het onbekende. Een laatste keer keek ik achterom. Daar stond ze. Haar ogen gevuld met tranen, met niets anders dan de zon om haar gezelschap te houden. Alleen.
8 DAGEN VOOR 2053
Ik weet dat ik niet naar buiten kan gaan, nog niet. Niet zolang het moment steeds dichterbij komt. De hoop dat de voorspelling onjuist is, is het enige dat mij nog staande houdt, ervoor zorgt dat ik niet opgeef. Wij zijn de uitgelote. Wij zijn de mensen die niet mogen opgeven, wij moeten sterk zijn, blijven vechten. Dat zijn we de rest van de wereld verschuldigd. Nog acht dagen te gaan. Acht dagen voor het aanbreken van 2053. Wat als de voorspelling juist is en de wereld wordt bedolven onder een stortvloed aan water?
Langzamerhand heeft mijn leven in de koepel waarin wij ons bevinden vorm gekregen. Al tien jaar lang zit ik hier opgesloten, samen met 299 anderen. Die tijd was nodig -zeiden de wereldleiders- om de kans op overleven zo groot mogelijk te maken en ons eigen bestaan op te bouwen. De koepel bevindt zich midden op een uitgestorven open vlakte die goed bewaakt wordt en is volgens de nieuwste technologie gebouwd. Hierdoor zijn wij beschermd tegen iedere vorm van gevaar. Tenminste, dat is wat ze mij vertelden. Of het waar is zou ik niet kunnen zeggen.
2 DAGEN VOOR 2053
Het alledaagse leven is hard werken, maar het is vredig hier. Het is rustig. Het is altijd rustig, veel te rustig. Ergens ver weg, vanuit mijn onderbewustzijn ontwaakt er iets in mij. Een zacht geluid. Drup…, drup…, drup… Steeds sneller, drup drup drup. Het lichte geluid van stromend water bereikt mijn oor. Kinderen rennen hun huis uit om in de ondiepe plassen te spelen die worden gevormd. In het begin zou je het nog wel komisch kunnen noemen, de vrolijke schaterlach van kinderen die door de koepel galmt. Maar al snel is er van lachen geen sprake meer. Gelach verandert in een stilte die al snel wordt opgevolgd door een hoop geschreeuw. De vrolijke gezichtsuitdrukking van kinderen maakte plaats voor tranen en ouders haasten zich met hun kinderen naar binnen.
Plotseling, een harde dreun, bevende wanden en al snel daarop volgt een stortvloed van gegil en gevloek. Schreeuwende stemmen overstemmen het zachte druppende geluid. Mijn adem stokt. Geroep, ‘Hope!’, mijn naam. Even lijkt mijn lichaam in een soort trance te zijn geraakt. Mijn leven staat stil. Voor eventjes maar. ‘Hope!’, opnieuw. De stem schudt mij wakker. Dan wordt alles weer helder. Met een ruk draai ik me om in de richting van waar het geschreeuw vandaan komt. En dan besef ik ineens wat er gaande is. De voorspelling is uitgekomen, alleen eerder dan verwacht. Het kleine beetje hoop dat ik nog had op een mooie toekomst smelt als sneeuw voor de zon. We zijn alleen. Helemaal alleen onder de zeespiegel. Zij, degenen die ons een kans gaven hebben het niet gehaald. Mijn moeder heeft het niet gehaald. Ze zijn dood, gestikt onder een dikke laag koud water. Datzelfde ijzige water dat nu achter ons aan komt. Ik kijk om me heen en zie hoe het water langzaam bezit neemt van het leven dat we in al die jaren hebben opgebouwd. Plantages lopen onder, huizen lopen vol, bezittingen drijven overal. De koepel die ons jarenlang heeft beschermt en verborgen hield voor de buitenwereld heeft zijn eerste barstjes laten zien. De zilte zeegeur is nu overal, net als het water.
En daar sta ik dan. Het bruisende water komt in grote golven op me af. Opeens wordt het donker, de stroom is uitgevallen. De plotselinge duisternis overweldigt me, maar ik ben niet bang. Langzaam sluit ik mijn ogen en geef het ijzige water alles wat ik heb: mijn ziel, mijn hart, mijn verstand. Maar op de een of andere manier weet ik dat dit een goed einde is. De mens heeft in al deze jaren zoveel verwoest, zoveel schade aangericht, dat het nu tijd is dat de aarde haar controle terug neemt, zelfs als dat het einde betekent van de wereld hoe wij die kennen. Het einde van de hoop.